Het is nu net iets meer dan twee maanden geleden dat ik mijn vingers brak. Mijn pink en ringvinger van mijn linkerhand (schrijfhand trouwens) bleven hangen achter het laatste trapje waar ik afviel. Op 1 april om precies te zijn. Eigenlijk echt grappig is het niet.
Maar, hoe dingen dus fout kunnen gaan. We zitten in het buitenland. Nog binnen Europa, dus dat zou nog enigszins geruststellend moeten zijn. Niks lijkt minder waar als je op de spoed terecht komt, op paasweekend dan nog. Na de bevestiging, ja, ze zijn gebroken, alé, één van de twee toch, ga ik ingetaped mijn laatste nacht doorbrengen in een hotel in Londen voor ik, op paasmaandag, met de Eurostar terug naar huis ga.
Toch maar naar de huisdokter he, je weet nooit. Ah, gewoon intapen, die zwaar gekneusde drie tot vier weken, en die gebroken pink zes tot acht weken. That’s it.
Ondertussen ga ik ook nog naar de osteopaat, voor mijn rug (niet van die val trouwens). Die verwijst me subtiel door naar een specialist als hij mijn vingers ziet. ‘je wil toch dat je ze volledig terug kan gebruiken nadien’. Uiteraard, ’t is mijn dominante hand.
Mijn vingers zijn al vier weken ingepakt als ik bij de specialist ben. Ik zou bijna zeggen dat die lijkbleek uitslaat als hij mijn vingers ziet. Hij pakt ernaar, en ik steek ze snel onder de tafel. Na de nodige foto’s blijkt dat ze wel degelijk beide gebroken zijn, de scharnieren van de pink boven en onder, en van de ringvinger enkel de onderkant. ‘vanaf nu niet meer ontlasten, die spalk eraf, en beginnen bewegen!’ zware kinesitherapie. 18 beurten. Het maximum dat je terugbetaald krijgt van de ziekenkas. Hij voegt er nog aan toe: ’t is in uw eigen belang mevrouw, anders staan die gans je leven stijf’. Van vingers willen we dat niet.
Voor diegenen onder ons die al naar de kinesist geweest zijn, dat is dus geen pretje. Na een half uur trekken en buigen aan die vingers kom ik telkens met barstende koppijn buiten. Maar we hebben veel werk, binnen vier weken terug naar de specialist om te laten zien dat ik al iets in de richting van een vuist kan maken.
En die dag is er snel genoeg. Ik ben ook niet de enige, de wachtzaal zit afgeladen vol. Eindelijk is het anderhalf uur later aan mij. Hij kijkt er misschien twee minuten naar. Ik zit trots mijn vingers te plooien zover ik kan. Doorverwezen naar Vigo. Ze gaan daar ‘iets’ maken dat, bovenop kinesitherapie voor alle duidelijkheid, het herstelproces kan helpen. Iets voor ’s nachts, en iets voor overdag.
Ik geef ze de naam marteltuigjes mee.