Jordanië, meer dan een cultureel paradijs

Ok, je vindt er bijna geen pintje om te drinken, en neen, de hotels zijn niets in vergelijk met de resorts aan de Turkse Riviera, maar cultureel heeft Jordanië heel wat te bieden.

‘Als je naar Jordanië gaat, moet je Petra zien.’ Ik denk ook dat de meeste toeristen alleen al voor één blik op The Treasury, de meest gefotografeerde façade in de megagrote archeologische site dat Petra eigenlijk is, zich wagen naar een land dat buurlanden heeft zoals Saoedi Arabië, Israël en Syrië. Wij trouwens ook.

Na een wandeling van ongeveer één kilometer door wat ze noemen ‘the siq’, een soort canyon met breedtes tussen 3 en 12 meter (prachtig!!) vraagt de gids me: ‘do you believe in magic?’. En dan verschijnt een glimp van The Treasury, door het zonlicht een prachtig contrast met de schaduw van de Siq waar we ons nu nog bevinden. Kippenvel! Nog zo intact! Je nekt begeeft het bijna als je maar blijft staren naar dat 40-meter hoge wereldwonder uitgekapt uit zandsteen. En dat in de eerste eeuw voor Christus. Ongelooflijk.

 

P1090406
The Treasury

Je kan eigenlijk echt een week in Petra rondlopen. Alleen al de main trail kost je drie uur enkel! En dan kan je nog links en rechts uitwijken naar nog andere wonderen in deze archeologische site. Ik ben ferm onder de indruk. Er is een klein museum aan, dat duidelijk nog fors zal worden uitgebreid de volgende jaren. Oorspronkelijke bewoners waren de Nabataeans, experts in handel, handelroutes en duidelijk experts in water management, dat bewijst de dam (een tunnel van maar liefst 88 meter lengte) die ze gebouwd hebben om overstromingen tegen te gaan. Maar, nog belangrijker, bij de Nabataeans waren vrouwen gelijk aan mannen! Dorie, wat lees ik dat graag!

 

Nabataeans were more advanced than many cultures of their time and even more than many today’ lees je dan ook terecht in het museum.

Maar buiten Petra zijn er nog andere pareltjes. In Amman centrum heb je de Citadel, een archeologisch museum, en een amfitheater. Fijn om in rond te lopen.
Je hebt Mount Nebo, waar volgens gelovigen Mozes begraven ligt. En Madaba, waar je oude Byzantynse mozaïeken kan bekijken in Church George.
Je hebt woestijnkastelen van kruisvaarders, zoals Showbak, een goed intacte ruïne, met op de flanken nog allemaal ruïnes van de vele kleine dorpjes die er ooit bewoond werden.

Nog een van andere aard is de Dode Zee. Het laagste punt van de wereld, op -398m ten opzichte van de zeespiegel. Ja, een -. De meest zoute zee van de wereld, waar je niet onder kan gaan. En waar de modder van de bodem reinigend is. Dus nee, dat zijn geen duikers, dat zijn mensen vol klei. Dat moet ik ook proberen!

Dat Jordanië een pelgrimsoord is en een toeristenstek in wording, is duidelijk. De vele controles van politie, toeristenpolitie, de gepantserde wagens en de pick-ups met automatische wapens geven je soms wel een dubbel gevoel van veiligheid moet ik eerlijk toegeven. Desalniettemin een parel voor de cultuurfans onder ons.

Taxi’s in Amman

Een taxi van het hotel naar Amman City, Rainbow Street om exact te zijn, kost 3 JOD, Jordaanse Dinar. Daar kunnen we de 12 kilometer niet te voet voor doen. In Rainbow Street serveren ze volgens de boekskes de beste falafel. We snuiven de sfeer op in een lokaal theehuis, de meesten met een shisha erbij. Het is een moslimland, dus bier of wijn vind je hier moeilijk, alleen in de betere hotels (en in de liquor store in Aqaba). In Sofra, een gezellig restaurant, zit het stampvol. ‘Een half uurtje wachten’ maakt de barman ons duidelijk. Als de beroemde falafeltent streetfood blijkt, kiezen we toch voor dit restaurantje. We wachten wel.
En niet met spijt! Aubergines met yoghurt, hapjes met kaas, flat bread, homemade humus en een muntsapje… met een volle maag trekken we terug naar het hotel. Zo gezegd zo gedaan. We hadden gelezen dat je moet eisen dat de taxichauffeur de meter opzet, dus de eerste die dat niet wilde doen, lieten we al links liggen. Hij roept ons nog wel na als hij merkt dat we echt vastberaden zijn, maar we doen alsof we dat niet horen. Een straat verder stappen we in een taxi die ons mét meter naar Amman International Hotel zou brengen. Missie geslaagd! We zijn immers al ervaren reizigers, en laten ons niet zomaar uit ons loot slaan.

Even later…

We zitten al langer in de auto dan tijdens de heenrit, en herkennen nu helemaal niets meer rondom ons. De chauffeur kent ook geen Engels, het enige dat hij kent is ‘yes yes’, het antwoord op de vraag of hij ons hotel wel weet zijn. We hebben anders wel een naamkaartje van het hotel, en aan de achterkant staat in het Arabisch de plaatsbeschrijving. Als hij het kaartje op zijn kop begint te draaien, word ik zenuwachtig.

Nog even later…

‘are you sure you know the way?’ ‘yes yes’…. De meter staat ondertussen op 16 JOD en ik verlies mijn geduld. Uit gebrek aan kennis van de Arabische taal begin ik toch maar in t Engels mijn gedacht te zeggen, eigenlijk goed wetende dat hij er toch niets van verstaat. ‘stop the car’ dat lukt dan weer wel. Staan we dus 45 minuten na vertrek aan de andere kant van de stad, 5 JOD armer en nog niet bekan in de buurt van ons hotel blijkt.
De jongen van de viswinkel is vriendelijk, en probeert ons in zijn beste Engels te helpen. Hij gaat voor ons een taxi regelen. Voor 3 JOD, van hier naar hotel Amman International. Denken we. Nog 25 minuten verder staan we bijna terug aan Rainbow Street… ons geduld wordt echt op de proef gesteld. Volgens de website bestaat het hotel anders al 35 jaar…
De chauffeur weet niet beter dan te stoppen bij een ander hotel, en de weg te vragen, zo blijkt achteraf. Wij ondergaan het gewoon. Ook als de parkeerwachter in de auto stapt en de auto een paar meter verder rijdt; we staan in de weg. ‘I’m the parking guy’ zegt hij als hij onze blik opvangt.
Nog 25 minuten later…
Rijden we eindelijk de straat in van ons hotel! Eind goed al goed!

Als we de laatste dag wachten op de taxi om ons een laatste rit te gunnen naar de luchthaven, is het academisch kwartiertje voorbij als we toch maar vragen aan de receptie om te bellen naar de organisatie. Ze vinden het hotel misschien niet, lachen we. ’t Zou niet de eerste zijn!